Grotendeels geïmproviseerde korte film waarin een werkstudente een centje bijverdient als gids op een Amsterdamse rondvaartboot. Tot grote ergenis van haar vriend flirt ze met de buitenlandse toeristen. De film werd destijds ingezonden naar het filmfestival in Cannes.
Pim de la Parra, student van de nog jonge Filmacademie, had zich met medestudenten, zoals Wim Verstappen, ingespannen om Joris Ivens terug te halen naar Nederland. Ze vonden het bespottelijk dat een zo'n vooraanstaande filmmaker niet bekender was in zijn eigen vaderland en zoveel problemen had met het ministerie van buitenlandse zaken. In het rebellerende filmtijdschrift 'Skoop' schreven zij artikelen over Ivens. Na de grootse viering van de 65-jarige Ivens in november 1963 tijdens het documentairefilmfestival in Leipzig wilden zij Ivens voor een viering naar Nederland halen. Samen met Jan de Vaal, directeur van het Nederlands Filmmuseum en al langer in contact met Ivens, organiseerden de studenten van de Filmacademie een grootse ontvangst. Op 11 februari 1964 landde een breedlachende Ivens voor een dolle feestweek op Schiphol, waar filmstudenten als Pim de la Parra, Wim Verstappen en Frans Bromet Ivens opwachtten met gejuich en schreeuwende spandoeken ‘Amsterdam Calling!’. In de aula van het Stedelijk Museum, waar het Filmmuseum was gevestigd, had De Vaal een dag later de landelijke pers uitgenodigd voor een officiële persconferentie van Ivens. Tevoren had de machtige Gijs van der Wiel van de Rijksvoorlichtingsdienst en fervent tegenstander van Ivens, telefonisch De Vaal nog gedreigd dat de subsidie van ‘zijn instituutje’ in gevaar zou komen, indien de persconferentie door zou gaan. In de visie van Van der Wiel, later woordvoerder en politiek adviseur van vijf premiers, was Ivens een landverrader: ‘De stelling lijkt mij zelfs te verdedigen, dat door het optreden van de heer Ivens de Nederlandse militaire positie verzwakt is, waardoor meer mensen zijn gesneuveld.’ De Vaal liet zich echter niet intimideren door de RVD. De spanning in de zaal was te snijden, maar Ivens brak het ijs met zijn humor en charmes. Ivens noemde het achteraf een ‘sabel- en floretconferentie’ en ‘komeet Joris Ivens schoot door de Nederlandse filmwereld’. Ivens verscheen in het NTS-journaal, hij verzorgde een masterclass op de Filmacademie, de VARA toonde een reportage over hem en het Filmmuseum draaide een Ivensretrospectief. Bovendien werd achter de schermen duidelijk dat hij filmopdrachten kon verwachten in Nederland. ‘Also bin ich endlich –man könnte sagen ohne Konzessionen- in mein Land zurückgekehrt’, schreef Ivens aan Herbert Volkmann van het Oost-Duitse archief. Hij voegde er tegelijkertijd aan toe dat de ontvangst veel positiever had uitgepakt dan hij ooit had kunnen denken en dat hij eigenlijk de hele verzameling vanuit Oost-Berlijn naar Amsterdam zou willen verschepen, omdat daar een ruimte en personeel beschikbaar werd gesteld voor een Joris Ivens Archief.
Pim de la Parra, die net afgestudeerd was, zag zijn kans schoon om zijn eerste film, te maken, waarin ook Ivens zou optreden.
(nog) geen bijbehorende bibliografieën gevonden.