Bewegingsstudie van de in oktober 1927 geopende nieuwe spoorbrug, een hefbrug met bijna zeventig meter hoge torens, over de Koningshaven in Rotterdam. In de openingsbeelden worden het onderwerp en de 'essentiële werkmiddelen' getoond: de begintitels, een technische tekening, twee totaalbeelden van de imposante brug en de filmmaker achter zijn draaiende Kinamo-camera: het camera-oog. De structuur is vervolgens eenvoudig en bijna symmetrisch: de brug is dicht, gaat open en tenslotte weer dicht. Eerst wordt de brug van alle kanten gefilmd, van binnen en buiten, van boven en onder, terwijl de treinen van noord en zuid aan komen razen en de brug stoom blazend passeren. De brugwachter loopt naar boven en ziet dat er veel schepen wachten. Hij geeft een signaal waardoor de treinen tot stilstand komen en zet vervolgens het hefmechanisme van het middelste brugdeel -het val- in werking. Zware betonnen contragewichten zakken aan dikke geoliede staalkabels en draaiende raderen, terwijl het zware brugdeel omhoog gaat naar zijn hoogste stand. Ondertussen wachten de puffende treinen ongeduldig en varen schepen met zwarte rookpluimen onder de Hef door. Nadat het brugdeel weer veilig is gedaald en vastgekoppeld aan de rails springt het sein op veilig. De treinen vervolgen hun weg en een abstract eindbeeld van een verkleinend en vergrotend zwart vierkant vormt het slotakkoord. De Brug zorgde internationaal voor een doorbraak van Joris Ivens en de Nederlandse film avant-garde.
Een laboratorium van bewegingen
In de tweede week van oktober 1927 bezocht Joris Ivens, mede in zijn functie van technisch adviseur van de Filmliga, de Duitse filmmaker Walter Ruttmann. vanuit XXX schreef Ivens aan 'General-Sekretär Ter Braak: .... Kort tevoren, op 27 september, was diens stadsfilm Berlin die Symphonie der Großstadt in première gegaan, die op Ivens indruk maakte. Bij Ruttmann kwam hij erachter dat zijn vernieuwende films met zeer eenvoudige middelen waren ontstaan en concludeerde Ivens met zijn eigen technische studie en achtergrond 'dat kan ik ook'. In menige vroege Ivensfilm is de invloed zichtbaar en komen citaten uit Ruttmanns films voor, zoals camerabewegingen vanuit een trein, close-ups van stootblokken tussen de wagons, snelle shots langs stalen brugbinten of de zwarte vierkanten aan het slot van De brug. De Duitse film gaf Ivens een belangrijke impuls de vingeroefeningen van de voorgaande maanden -de kroegenfilms en bewegingsstudies van het Kinoschetsboek- voort te zetten in een diepgaander project. Bij terugkeer uit Duitsland vond hij op de deurmat een brief van Mannus Franken die hem het plan voor een film over de regen voorstelde, waarvoor Ivens gelijk met de opnames startte. Maar regenbuien waren lastig te regisseren, de opnames zouden dan ook veel langer duren dan gepland en Ivens zocht al snel naar een betrouwbaarder vaststaand onderwerp. Van ir. Sybold van Ravensteyn, spoorwegarchitect en bestuurslid van de Filmliga, kreeg hij de tip om naar de Hefbrug in Rotterdam te gaan. Op 31 oktober reed de eerste trein over deze grootste hefbrug van het land, ontworpen door hoofdingenieur van de spoorwegen Pieter Joosting. Het onderwerp was precies wat Ivens zocht, een laboratorium van bewegingen. Bovendien was het vertrouwd, van kinds af aan had hij thuis zijn vader horen praten over zijn initiatief om een grote verkeersbrug aan te leggen over de Waal bij Nijmegen, de druk bevaren rivier tussen het Roergebied en de Rotterdamse haven. Dag in dag uit verhaalde zijn vader van de voortgang, de verschillende ontwerpen en hun technische gegevens, de obstakels en politieke spelletjes. In 1927 kreeg Nijmegen eindelijk toestemming de brug te gaan bouwen, 'de grootste metalen boogoverspanning van Europa', zo meldde Kees Ivens trots. Omdat Joris Ivens adjunct-directeur was van zijn vaders' fotozaak, voorbestemd hem op te volgen en deze film voornamelijk onder werktijd moest worden gemaakt kwam een onderwerp dat ook zijn vader behaagde, goed uit.
Ontdekkingen in close-up
In de winter van 1928, van januari tot april, toog Ivens zo'n twintig keer naar Rotterdam, soms in gezelschap van Germaine Krull, die Ivens klimpartijen op de trappen en metalen binten van de brug vastlegde in een serie foto's die voor de promotie van de film in diverse tijdschriften werden afgedrukt. Zij was zelf in december begonnen aan haar later beroemd geworden serie foto's van de Eiffeltoren, geïnspireerd op de kubistische schilderijen van een van haar Parijse vrienden, Robert Delaunay. 'De toren op zich is wel mooi, maar niets bijzonders. [...] Ik wist niet wat ik moest doen. Er was een deurtje met het opschrift "Défense d'entrer". We gingen daar eens kijken. Er waren grote raderen met kabels, zuigers en ijzer, trappen en niets dan de toren', zo herinnerde Krul zich. Haar fotoproject over de Eiffeltoren en Ivens' filmproject van de Hef vormden een gelijktijdige artistieke ontdekkingstocht, een avontuur met elke dag nieuwe vondsten. Door in te zoomen op fragmenten kwamen beide er achter dat de metalen constructies intenser tot leven kwamen en veel meer monumentaal oogden.
Onder werktijd
In Rotterdam zorgde het winterweer voor opnames waarin sneeuw te zien was, waarvan Ivens later in de montage slechts weinig kon gebruiken, omdat ze de continuïteit zouden verstoren. Enkele onopvallende sneeuwopnames zijn echter wel in de film terecht gekomen, zodat in fragmenten, o.a. bij het neerdalen van het hefdeel afwisselend sneeuw en geen sneeuw te zien is. Dankzij het mooie weer in maart vlotte daarna het werk goed, 's ochtends reisde Ivens naar de universiteit van Leiden om voor de fotozaak van CAPI te werken aan micro-opnames. Met filmmateriaal dat hij uitspaarde reisde hij 's middags door naar Rotterdam om de vele bewegingen, contrabewegingen, ritmiek, het lijnenspel en de licht- en schaduwwerking van de brug te observeren, analyseren en filmen. Hij gebruikte de eenvoudig te hanteren Kinamo handcamera met veermechanisme, waarmee slechts shots van maximaal 7,5 meter film konden worden opgenomen. Het apparaat kende voor hem geen geheimen, want tijdens zijn studie fotografie in Duitsland had hij prof. Emanuel Goldberg, de geniale directeur van ICA in Dresden (later Zeiss Ikon) en ontwerper van de Kinamo, geassisteerd bij de verdere ontwikkeling ervan. Van de drie lenzen gebruikte hij nooit de standaardlens en zelden de 80 mm. lens. Meestal zette hij de 40 mm. lens op het objectief, omdat voor zijn gevoel met deze lens het camera-oog en het menselijk oog het beste overeenkwamen. Voor langere opnames van de betonnen contragewichten leende hij van de zaak een DeVry-camera en vroeg de technische man van CAPI, Van Es, hem te assisteren. Van de NS had hij twee dagen lang de beschikking over een locomotief, waarmee hij o.a. de spannende opnames voorop de trein en het tot stilstand komen van de loc filmde. Onderweg naar Rotterdam had hij in de achterste wagon van een doorlopende harmonicatrein de afsluiting losgeschroefd, waardoor hij met een vrij uitzicht de spoorbaan kon filmen. Deze beelden van de spoorbaan zijn achterstevoren in De brug gemonteerd om de suggestie te wekken dat de treinnaar de brug rijdt en niet ervan af.
Van amateur tot avant-gardist
Ivens voelde zich tijdens de opnames nog een amateur, zo blijkt uit een serie lezingen die hij vanaf januari 1928 tot maart 1929 herhaaldelijk in het land heeft gehouden onder de titel 'De Amateur cinematografie en haar mogelijkheden'. Niemand kent nog de wetten van de zevende kunst [de film], maar deze wetten moet men opsporen, zo betoogde hij, aansluitend bij zijn eigen ontdekkingen van die maanden, waarin hij naast De brug ook werkte aan de techniek van de Ik-film, het gebruik van de subjectieve camera en aan Regen. 'Men begint nu leren 'spellen', na reeds lang 'gelezen' te hebben'. Juist de amateurfilmer zou door zijn onbevooroordeelde houding de film kunnen bevrijden van het 'sentimentele gebaartjesgedoe', zo stelde Ivens uit eigen ervaring.
Op 3 maart overleed Jan Toorop, vermaard kunstenaar en een bekende van de familie Ivens, omdat hij tijdens zijn Nijmeegse periode twee portretten van moeder Ivens-Muskens had gemaakt en Kees Ivens er de eerste expositie van zijn werk organiseerde. Op het atelier van Toorop had zijn dochter Charley Toorop, eveneens kunstenaar en actief in de Filmliga, aan Ivens gevraagd haar jongste zoon John Fernhout onder zijn hoede te nemen. Toen Ivens in april de 1000 meter filmmateriaal ging monteren kwam de veertienjarige John Fernhout hem assisteren, zo laten foto's van Krull zien. Het monteren was een openbaring voor Ivens, hij ging het filmmateriaal te lijf 'met het vuur en het enthousiasme van een pionier die net maagdelijk land heeft ontdekt'. Hij durfde nauwelijks in de film te knippen, maar een systeem van kaartjes met schetsen van richtingen, duur en vlakverdeling en een gesprek met een psycholoog over de psychologie van de waarneming hielpen hem greep te krijgen op het ruwe materiaal.
Eind april meldden de eerste kranten het verschijnen van de De brug op de elfde matinee van de Filmliga op 5 mei. Onzeker over de afloop woonde Ivens de première bij op 5 mei, maar deze werd met applaus en hoera-geroep ontvangen. Verlegen boog Ivens voor de 400 aanwezigen. De brug werd algemeen gezien als de eerste avant-garde film van Nederlandse bodem, nog hetzelfde jaar ging de film op een Europese tournee, nadat Sovkino in Moskou, UFA in Berlijn en Studio 28 in Parijs de film hadden aangekocht. Ivens' naam werd hiermee internationaal in korte tijd gevestigd. Op 30 mei publiceerde Germaine Krull haar vernieuwende foto's van de Eiffeltoren in het net opgerichte tijdschrift Vu. Niet lang daarna verscheen haar fotoboek 'Métall', met naast foto's van Parijs ook beelden van havenkranen in Amsterdam en de hefbrug in Rotterdam, net zo gefragmenteerd, diagonaal en imposant in beeld gebracht als Ivens de Hefbug had gefilmd. De ijzeren balken en bouten functioneren als een gedicht met woorden en rijm, zo luidde een van de foto-onderschriften.
Op weg naar het nieuwe
De brug is de afsluiting van een jaar lang eerste filmexperimenten, van o.a. kroegenfilms, bewegingsstudies als het verkeer in Parijs en opnames voor de Ik-film en Regen. Hij begon aan De brug als amateur, maar kwam er uit tevoorschijn als avant-garde filmkunstenaar. De film is dan ook het resultaat van een vergaande identificatie van Ivens met kunst en zijn rol als kunstenaar. Daarbij speelden twee aspecten een rol: film werd nog niet als een kunstvorm beschouwd, dus diende hij als avant-gardist een nieuwe beeldtaal te ontwikkelen die als kunst zou worden erkend en Ivens zelf was ondernemer en nog geen kunstenaar, zodat hij een levens- en zienswijze moest zien te ontwikkelen die bij een kunstenaar paste. De schokkende confrontatie met de cultuur van Berlijn tijdens zijn studiejaren hadden bij hem al een levensvisie doen rijpen, die sterk afweek van wat zijn vader op het oog had: economie en techniek studeren, de zaak overnemen en winst maken. In navolging van Vincent van Gogh -een van Ivens' grote voorbeelden in die jaren-, schreef Ivens: 't Zijn stakkers ...die kinderen ook als die, die ideeën van die ouders niet breken of soepel maken, dan moeten ze revolutionairder zijn. Materiële dingen weten op te geven om het ideële te bereiken'. Het zou het motto kunnen heten van een generatie kunstenaars na de Eerste Wereldoorlog die wilde breken met de oude vormen en gedachten, die de catastrofe niet hadden kunnen voorkomen. In plaats van een sleurleven als de ouders, werd het credo vernieuwing, vitalisme en snelheid gekoppeld aan een missie om anderen daarvan deelgenoot te maken. 'Het groots en meeslepend leven' van zijn vriend de dichter Hendrik Marsman gold ook voor als Ivens' levensdevies: risico's nemen, ongeacht de consequenties. Een zeldzaam gedicht van Ivens uit 1925, toen hij nog niet zijn artistieke uitingsvorm had gevonden, loopt al vooruit op De brug:
'Treinreis...
Glimmende parallellen
Samen voerend tot het doel
de wielen zingen het lied der verplaatsing
We zijn allemaal op reis - Naar het oude?
Naar het nieuwe!
We kruipen op de rug van de wereld (het nabije draait van ons af
De verte schuift mee.'
Met zijn film was Ivens zelf ook op reis naar het nieuwe, weg van het oude. De brug kan dan ook gezien worden als een metafoor voor zijn strijd met zijn dominante vader om zich los te maken van diens zaak en denkwereld en kunstenaar te worden. Aanvankelijk wordt de trein nog geblokkeerd door de logge brug, zoals Ivens werd geremd door zijn vader. Maar uiteindelijke staat het sein op veilig en stoomt deze triomfantelijk naar een nieuwe horizon. Door het succes van de film De brug kon Ivens zich eveneens gaan bevrijden en zich in de gewenste richting van een filmcarrière ontwikkelen.
Katendrecht en de Zeedijk
Aan het einde van De brug is even het Chinese havenkwartier te zien, wanneer de trein de overkant bereikt, zo meldde Ivens veelbetekenend aan filmhistoricus Jay Leyda. Voor het bohémienleven dat Ivens half leidde -alleen 's avonds en 's nachts- vormde solidariteit met de zelfkant van de samenleving, met rauwe 'typen' en 'verschoppelingen' die authentiek waren en zich afzetten tegen de kleinburgerlijke moraal, een wezenlijk onderdeel. Op Katendrecht in de Lightshipbar in Rotterdam had Ivens samen met Hendrik Marsman en Germaine Krull in augustus 1924 een 'reuzenavond' beleefd tussen Chinese zeelieden en een dronkaard, die zich de koning van Canada waande. Charley Toorop schilderde twee jaar later in Rotterdam havengezichten en portretten van kleurlingen, buitenlandse matrozen en souteneurs in nachtcafé's en music halls, die aansluiten bij haar schilderijen in het volkslogement aan de Zeedijk en Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam uit 1927, waar Joris Ivens een van zijn eerste films schoot en Germaine Krull foto's maakte. In De brug is echter van deze vereenzelviging met de onderklasse niets te zien, zonder de opmerking van Ivens over de Chinese buurt zou het niemand zijn opgevallen.
Ging in premiere tijdens de elfde matinee van de Amsterdamse Filmliga, Centraal Theater, 5 mei 1928
(nog) geen bijbehorende affiches gevonden.